Les garanties bancaires et la prise de risque du secteur bancaire
Les garanties bancaires et la prise de risque du secteur bancaire

Les garanties bancaires et la prise de risque du secteur bancaire

Vanessa Matz (cdH): Madame la présidente, monsieur le ministre, le précédent gouvernement fédéral a dégagé, nous le savons, une force de frappe d’environ 50 milliards de garanties afin de permettre de rassurer un secteur bancaire frileux, du fait de la crise sanitaire et de ses conséquences économiques, en vue d’assurer une fluidité de l’économie belge et surtout en vue d’éviter des rigidités de la part du secteur bancaire.

Par le passé, de nombreuses entreprises ont travaillé avec le secteur bancaire avec des mandats plutôt que des hypothèques, et ce afin de réduire leurs frais à court terme, mais avec la possibilité à tout moment, pour le secteur bancaire, en cas de coup dur, de rebasculer vers le régime de l’hypothèque.

Bien évidemment, dans ce dernier cas, les frais auxquels les entreprises avaient espéré échapper (frais de notaire, d’étude et d’administration…) leur tombent alors dessus. Or il me revient des cas d’entreprises actives dans le secteur immobilier et qui ont pu bénéficier de ce régime de mandats (et, ainsi, éviter des frais) que même lorsque celles-ci se sont limitées à activer la possibilité de report de mensualités prévues par la charte FEBELFIN, leur banque n’a pas hésité – jugeant leur secteur d’activités particulièrement risqué – à transformer leur mandat en hypothèque, entraînant de facto un coût pour elles, alors qu’elles n’enregistraient aucun retard de paiement dans leurs mensualités.

Cette situation est pour le moins interpellante. En effet, si l’on savait le secteur bancaire déjà fortement frileux, comment expliquer que même alors que l’État met à sa disposition un système de garanties bancaires, il n’hésite pas à renvoyer sur ses clients des frais hypothécaires en vue de se couvrir un maximum ?

  • Monsieur le Ministre, trouvez-vous cette frilosité outrancière du secteur bancaire normale ?
  • Quels contacts avez-vous avec le secteur pour éviter de pareils cas ?
  • Ne pensez-vous pas que le système de garanties étatiques devrait être adapté en vue d’assurer une plus grande efficacité de celui-ci et, ainsi, fluidifier l’Economie belge ?
  • Si oui, quelles adaptations préconisez-vous ?

Minister Vincent Van Peteghem: Collega’s, de federale overheid dient bij de berekening van de premie die moet worden aangerekend voor het verkrijgen van een staatswaarborg de richtlijnen te volgen die worden uitgezet door de Europese Commissie in de tijdelijke kaderregeling inzake staatssteun ter ondersteuning van de economie vanwege de huidige COVID-19-uitbraak.

De kaderregeling stelt onder andere de minimale garantiepremies vast die moeten worden aangerekend voor een gegarandeerde lening. Hieruit vloeit voort dat voor een krediet aan een kmo met een looptijd van vijf jaar de premie 1 % of 100 basispunten per jaar bedraagt. De modaliteiten van de betaling van die premie worden verder uitgewerkt in de wet van 20 juli 2020, die staatswaarborg 2 heeft ingevoerd. De betaling van de premie voor de staatswaarborg gebeurt overeenkomstig de wet in haar totaliteit.

Daarom is het gangbaar dat de banken de premie upfront laten betalen en de betaling ervan niet spreiden over de duur van het krediet. Dat stemt overeen met de gebruikelijke werkwijze voor het betalen van de vergoeding voor waarborgregelingen. Overeenkomstig het KB van 24 december 2020 wordt de globale premie op 30 maart 2021 berekend door de Thesaurie voor de kredietportefeuille zoals die op 31 december 2020 is samengesteld.

Sinds de verlenging van de gewaarborgde kredieten na 31 december 2020 wordt de premie voor de hierna toegekende kredieten drie maanden na het einde van de bijkomende periode berekend. Dat is dus 30 september 2021. De bank loopt hierbij een risico indien de premie niet onmiddellijk wordt geïnd bij de klant, aangezien de fee immers sowieso door de bank verschuldigd is aan de Staat, ook al zou naderhand blijken dat de kredietnemer deze niet kan betalen.

L’entreprise qui sollicite le prêt peut elle-même prendre en compte le montant de la prime dans le plan de trésorerie qu’elle présente à sa banque afin de justifier le montant du prêt avec la garantie de l’État, c’est-à-dire que la banque peut elle-même cofinancer le montant de la prime.

De wet op de kmo-financiering voorziet er bovendien in dat op het ogenblik van een kredietaanbod aan een onderneming een informatiedocument wordt bezorgd bij het verstrekken van de kredietovereenkomst. In dat informatiedocument moeten onder meer alle kosten worden opgenomen, dus ook de premie die zal worden aangerekend voor de staatswaarborg en de dossierkosten.

De bepaling van de hoogte van de dossierkosten maakt daarbij deel uit van het beleid van elke individuele bank. Volgens Febelfin blijkt uit een onderzoek bij de grootste banken echter dat zij geen dossierkosten aanrekenen die verschillen naargelang het een krediet met of zonder staatswaarborg betreft.

Bovendien blijkt daarbij dat deze banken recentelijk hun dossierkosten niet substantieel hebben verhoogd. De wet van 20 juni 2020 zorgt ervoor dat de staatswaarborg niet de verliezen dekt die worden geleden op de gewaarborgde kredieten met betrekking waartoe de kredietgever de kredietnemer in verband met de toekenning of de uitvoering ervan kosten aanrekent die niet verschuldigd zouden zijn geweest op basis van de algemene voorwaarden van de kredietgever per 29 februari 2020.

De staatswaarborgregeling voorziet er dus in dat de banken in geen geval gewettigd zijn om hierbij de kredietnemers die onder de garantie vallen, op een afzonderlijke en duurdere wijze te behandelen.

Enfin, je n’ai pas connaissance des circonstances particulières dans lesquelles les banques ont exécuté les mandats hypothécaires consentis par les entreprises évoquées. De manière générale, les banques doivent se montrer suffisamment prudentes et obtenir des garanties pour les crédits qu’elles octroient, dont des hypothèques. Celles-ci réduisent non seulement le risque financier encouru par la banque prêteuse, mais aussi les risques subis par l’État belge en tant que garant.

Vanessa Matz (cdH): Monsieur le ministre, je vous remercie.

En ce qui concerne l’état de la situation, je confirme effectivement que ce ne sont pas tout à fait les échos que nous avons par rapport à l’augmentation d’un certain nombre de frais. Nous allons investiguer un peu plus sur ce que vous venez de dire et sur les situations qui nous ont été soumises.

Cependant, nous devons constater la frilosité des banques à intervenir et à présent leur tendance à générer des frais complémentaires ; cela devient vraiment très lourd, si je puis me permettre. Peut-être serez-vous amené, à un moment donné, à vous remettre autour de la table pour faire le gros doigt à ces banques qui, objectivement, abusent par moments de leur pouvoir.